Geloofsbelijdenis

1. DE INSPIRATIE VAN DE SCHRIFTEN

De Bijbel -- zowel het Oude als het Nieuwe Testament -- is het door God geïnspireerde Woord en de openbaring van God aan de mens, de onfeilbare en gezaghebbende regel voor geloof, leer en leven. (2 Tim.3:15-17; 1 Thess.2:13; 1 Petr.1:23-25; Hebr.4:12; 2 Petr.1:19-21)

2. DE ENIGE WARE GOD

De enige ware God heeft Zichzelf geopenbaard als de eeuwige, in Zichzelf bestaande "IK BEN", de Schepper en Onderhouder van hemel en aarde en de Verlosser van de mensheid. Hij heeft Zich bovendien geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest. (Deut.6:4; Marc.12:29; Jes.43:10,11; Matth.28:19; Luc.3:22)

3. DE GODHEID VAN DE HERE JEZUS CHRISTUS EN ZIJN LEVEN

De Here 'Jezus Christus is de eeuwige, eniggeboren Zoon van God, de volkomen openbaring van de volheid van God. (Col.1:19; 2:9)

4. DE VAL VAN DE MENS

De mens werd goed en volkomen geschapen. Want God zeide: "Laat Ons mensen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis". Maar de mens is door vrijwillige overtreding gevallen en werd daardoor aan de dood onderworpen: de geestelijke dood -- de eeuwige scheiding van God -- en -- als natuurlijk gevolg -- de lichamelijke dood. (Gen.1:26,27; 2:17; 3:6; Rom.5:12-19)

5. DE REDDING VAN DE MENS

De enige mogelijkheid om tot volkomen verlossing voor de mens te komen is deze te ontvangen op grond van het gestorte bloed van Jezus Christus, de Zoon van God. (Rom.3:23-26)

6. DE GEMEENTE

De gemeente is het lichaam van Christus -- waarvan Hijzelf het Hoofd is --, een woonstede Gods in de Geest, met goddelijke bepalingen voor de vervulling van haar grote opdracht. Elke gelovige, geboren uit de Geest, is ten volle een deel van de feestelijke en plechtige vergadering, de gemeente der eerstgeborenen die ingeschreven zijn in de hemelen. (Ef.1:22,23; 2:19-22; 3:10; Hebr-12:22,23)

7. DE INSTELLINGEN VAN DE HERE VOOR ZIJN GEMEENTE

a. De doop in water:
De doop door onderdompeling wordt in de Schriften bevolen. Allen die zich werkelijk bekeren en geloven in Christus als Heiland en Heer, behoren zich in gehoorzaamheid aan 's Heren bevel, en in navolging van Hemzelf, te laten dopen. Door dit te doen verklaren zij dat zij met Christus gestorven zijn en dat zij ook met Hem zijn opgewekt om in nieuwheid des levens te wandelen. (Matth.28:19; Mare.16:16; Hand.8:36,37; 10:47,48; Rom.6:4; Matth-3:16)

b. Het Heilig Avondmaal:
Het Avondmaal, bestaande uit brood en de vrucht van de wijnstok, is het symbool dat ons deelgenootschap aan de Goddelijke natuur van onze Here Jezus Christus uitdrukt, aan Zijn lichaam en Zijn bloed (2 Petr.1:4), een gedachtenis aan en de verkondiging van Zijn lijden en dood. (1 Cor.11:25,26) Alle gelovigen nemen, na zelfonderzoek, er aan deel --- "totdat Hij komt".
(1 Cor.11:23-31; Joh.6:53-58)

8. DE DOOP IN DE HEILIGE GEEST

Alle gelovigen mogen aanspraak maken op de belofte van de Vader en behoren haar vurig te verwachten en ernstig te zoeken, namelijk de doop in de Heilige Geest en met vuur overeenkomstig het bevel van onze Here Jezus Christus. (Mattheüs 3:11) Hij was de normale ervaring van de oorspronkelijke christelijke gemeente. Daardoor wordt de gelovige bekleed met kracht uit de hoogte voor een leven met God en voor de dienst van de Heer en ontvangt hij (zij) uitingen van de Geest tot opbouw van de gemeente. (Lucas 24-49; Hand.1:4,8; 1 Cor.12:1-31;
1 Cor.14:1-40) Deze wonderbare ervaring wordt onderscheiden van en volgt op de ervaring van de wedergeboorte. (Hand.8:12-17; 10:44-46; 11:14-16;15:7-9;19:1-7) Met de doop in de Heilige Geest komen nieuwe, geestelijke ervaringen, zoals: een overvloeiende volheid van de Geest (Joh.7:37-39; Hand.4:8), een diepere eerbied voor God (Hand.2;43), een diepere toewijding aan God en Zijn werk (Hand.2:42) en een grotere werkzame liefde voor Christus en Zijn gemeente, voor Zijn Woord en voor de verlorenen (Marc.16:20).

9. AMBTEN, BEDIENINGEN EN DE GEESTELIJKE GAVEN

De Nieuw-Testamentische ambten van apostelen, profeten, evangelisten en herders en leraars (Ef.4:11; 1 Cor.12:28) zijn door God Zelf ingesteld om de gelovigen tot volmaaktheid te leiden door het werk der bedieningen en de opbouw van het lichaam van Christus. Een door God geroepen en schriftuurlijk bevestigde bediening is door de Heer geschonken voor het tweeledig doel: de evangelisatie van de wereld en de opbouw van het lichaam van Christus, zichtbaar gemaakt in de plaatselijke gemeenten.

10. DE HEILIGING DES LEVENS

De weg der heiliging is een voortdurende afscheiding van datgene dat zondig en onrein is, en een voortdurende toewijding aan God, en is niet identiek met de doop in Gods Geest. (Rom.12:1,2; 1 Thess.4:3-8; 5:23; Hebr.13:12) De Heilige Schrift leert een leven van "heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien". (Hebr.12:14) Door de kracht van de Heilige Geest zijn wij in staat het bevel te gehoorzamend "Weest heilig, want Ik ben heilig". (1 Petr. 1:15,16) Heiligmaking is de wil van God voor alle gelovigen en moet ernstig gezocht worden door te wandelen in gehoorzaamheid aan Gods Woord. De heiliging wordt in de gelovige tot werkelijkheid doordat hij zich één weet in Christus, in Diens dood en opstanding en dagelijks leeft vanuit deze eenheid, terwijl hij zich in alles voortdurend laat beheersen door de Heilige Geest. (Rom.6: 1-11,13; 8:1,2,13; Gal.2:20; Fil.2:12,13; Gal.5:22-24)

11. GODDELIJKE GENEZING

Goddelijke genezing is een belangrijk deel van het evangelie. De genezing van ziekten en de bevrijding uit de macht van satan wordt verkregen door de verzoening en is het voorrecht van alle gelovigen. (Jes-53:4,5; Matth.8:16, Marc.16:17,18; Joh.5:14; Ex.15:26b) De handoplegging en de zalving met olie in de naam des Heren door de oudsten der plaatselijke gemeente voor zieken die hen daartoe roepen of verzoeken, en het gelovig gebed, is een opdracht van de Heer en zal de zieke gezond maken. (Jac.5:14-16)

12. DE GEZEGENDE HOOP

De lichamelijke opstanding van hen.die in Jezus reeds ontslapen zijn en nu de tegenwoordigheid van de Heer smaken, tezamen met de lichamelijke verandering van hen die leven en overblijven tot de wederkomst van Jezus, is de heerlijke en gezegende hoop van de gemeente. (1 Thess.4:14-18; Rom.8:23; Tit.2:13; 1 Cor-15:51,52; Fil.1:23; 2 Cor.5:1,8)

13. ISRAËL

a. De uitverkiezing van Israël (het nageslacht van Jacob)(Ps.105.6b)
Israël, als volk, is niet verstoten. (Rom-11:2) De roeping Gods is onberouwelijk.
(-Rom.11:29) Naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. (Rom-11:28) In het Oude Testament blijkt Israëls uitverkiezing zonneklaar. (Deut.7:6; Deut-10:15;
1 Kron.17:21; Amos 3:2) Ook blijkt dat die uitverkiezing niet tijdelijk is, doch blijvend. (Lev.26:44; Jer-31:35; Jer-33:25) Paulus bevestigt dit nog eens in Rom.9;6.

b. Het herstel van Israël als natie, temidden van andere volken, in het beloofde land.
(Amos 9:.14,15; Ps.105:10,11)
Profetisch voorzegd in o.a. Jer-30,31 en Ezech-36-39- Het woord van de engel Gabriël tot Maria., "...... en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven en Hij zal als Koning over het huis van Jacob heersen tot in eeuwigheid" werd bij Zijn eerste komst (als lijdende Knecht des Heren -- Jes-53) niet manifest, immers de zijnen hebben Hem tèen niet aangenomen. (Joh.1:11) Doch geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. (Luc-1:37 Het herstel van Israël werd verwacht door de apostelen (Hand.1:6) en voorzegd door Jacobus. (Hand.15:16) Wij geloven aan een nationaal herstel (Deut. 30:3-5) en aan een geestelijk herstel (Deut.30:6; Zach.12:10). Pas daarna zal het woord van de engel Gabriël tot Maria zichtbaar in vervulling gaan. (zie ook Zach.14:8)

14. HET DUIZENDJARIG VREDERIJK

De tweede komst van Christus houdt in: de opname der heiligen, onze zalige hoop, gevolgd door de zichtbare wederkomst van Christus met Zijn heiligen om duizend jaren op aarde te regeren. (Zach.14:5; Matth.24:27-30; Openb. 1:7; 19:11-14; 20:1-6) De duizendjarige regering zal de redding zijn van vele volken. (Jes.25:7; Jes.2:2b,3; Jes.11:10; Ps.102:16,17; Ps.86:9) Zie ook Matth.25:31-46.

15. HET LAATSTE OORDEEL

Er zal een eindoordeel aanbreken waarvoor de ongeredde doden tot opstanding zullen komen en waarin zij naar hun werken geoordeeld zullen worden. Zij die niet bevonden worden geschreven te zijn in het boek des levens, zullen tezamen met de duivel en zijn engelen, het beest en de valse profeet worden overgegeven aan de eeuwige straf in de poel van vuur en zwavel: de tweede dood. (Matth-25:46; Marc.9:43; Openb.19:20; 20:11-15; 21:8)

16. DE NIEUWE HEMELEN EN DE NIEUWE AARDE

Wij verwachten naar Gods belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. (2 Petr.3:13; 0penb.21:1)